
Jurisprudentie
AH8628
Datum uitspraak2003-06-25
Datum gepubliceerd2003-06-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200205511/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-06-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200205511/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 30 januari 2002 heeft de gemeenteraad van Ten Boer, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 januari 2002, het bestemmingsplan "Begraafpark Ten Boer" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 27 augustus 2002,
2002-01828/35/B.70, RRB beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Uitspraak
200205511/1.
Datum uitspraak: 25 juni 2003.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Groningen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 januari 2002 heeft de gemeenteraad van Ten Boer, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 januari 2002, het bestemmingsplan "Begraafpark Ten Boer" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 27 augustus 2002,
2002-01828/35/B.70, RRB beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 16 oktober 2002, bij de Raad van State ingekomen op 17 oktober 2002, beroep ingesteld.
Bij brief van 3 februari 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 juni 2003, waar appellant, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door C.A.W. Bouwense, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar de gemeenteraad van Ten Boer, vertegenwoordigd door J.P.E. Free en A. Drost, ambtenaren van de gemeente, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.2. Het plan voorziet in de realisatie van een begraafplaats, met een capaciteit voor een termijn van 80 jaar, ten westen van Ten Boer langs de Rijksweg N360, geïntegreerd met het daar gelegen Ten Boersterbos. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan grotendeels goedgekeurd.
2.3. Appellant stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan. Appellant kan zich niet verenigen met de voor de aanleg van het begraafpark gekozen plaats. Appellant stelt dat onvoldoende is gekeken naar alternatieve plaatsen.
2.4. De gemeenteraad heeft zich op het standpunt gesteld dat hij op basis van een locatieverkenning weloverwogen en gemotiveerd heeft gekozen voor deze plek en dat deze keuze niet opnieuw aan de orde kan komen.
2.5. Verweerder heeft geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft het plan goedgekeurd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het gemeentebestuur de mogelijke plaatsen serieus en uitgebreid heeft onderzocht. Voorts is volgens verweerder de gekozen plaats de beste optie.
2.6. Blijkens de stukken is een projectgroep in 1998 begonnen met een uitgebreid onderzoek van zeven mogelijke plaatsen voor de aanleg van een nieuw begraafpark waarvan de resultaten in het rapport “Uitgangspunten aanleg nieuwe begraafplaats” zijn neergelegd. De gemeenteraad heeft mede op basis van dit onderzoek gekozen voor het gebied naast de Rijksweg N360 in het Ten Boersterbos als plaats om het begraafpark aan te leggen.
In de keuze tussen alternatieven komt de gemeenteraad een grote vrijheid toe. Het bestaan van alternatieven kan op zichzelf voor verweerder dan ook geen grond vormen voor het onthouden van goedkeuring aan het bestemmingsplan. Het karakter van de besluitvorming omtrent de goedkeuring brengt mee dat alternatieven daarbij in beginsel pas aan de orde hoeven te komen indien blijkt van ernstige bezwaren tegen het voorgestane gebruik waarop het plan ziet. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat geen ernstige bezwaren bestaan tegen de keuze van de gemeenteraad. Desondanks heeft verweerder, mede in het kader van het Provinciaal Omgevingsplan, in zijn besluit een onderzoek naar alternatieven gedaan, waarbij onder meer twee door appellant aangedragen alternatieven aan de orde zijn gekomen. Verweerder heeft op basis van dit onderzoek geconcludeerd dat de door de gemeenteraad gekozen plaats ook in zijn ogen de beste plaats is voor de situering van het begraafpark.
Nu niet is gebleken van ernstige bezwaren tegen de gekozen plaats voor de aanleg van het begraafpark heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen appellant heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.
Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.H. Lauwaars, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Lauwaars w.g. Langeveld
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2003.
317-448.